ものぐさハインツ


Luie Hein


ハリーは怠け者でした。毎日ヤギを牧草地に連れていく他に何もやることがありませんでしたが、一日の仕事を終わって家に帰ると、呻くように言いました。「まったくきつい仕事だな。こんなふうに毎年毎年、秋遅くまで、野原にヤギを連れていくのは疲れる作業だよ。横になって眠っていられたらなあ、だけどだめだ、ちゃんと目を開けてなくちゃいけない、そうしないとヤギが若木を食べたり、垣根を通りぬけて庭に入ったり、逃げたりしちゃうから。いったいどうやって休んで楽しく暮らせるんだ?」
ハリーは腰をおろし、あれこれ考えをめぐらし、どうしたらこの重荷を肩からはずせるか考えました。しばらく考えてもどれも役にたちそうもありませんでしたが、突然目からうろこが落ちたようになりました。「わかったぞ!こうするんだ。」とハリーは叫びました。「太っちょトリーナと結婚するんだ。あいつもヤギを飼っているから、おれのヤギも一緒に連れ出してくれるさ。そうしたらおれはもう骨折ってやらなくてよくなるぞ。」
そこでハリーは起きあがり、かったるい脚を動かし、通りをすぐ横切り、太っちょトリーナの両親がすんでいるところに行きました。というのははそれだけしか離れていなかったからです。そして、働き者で身持ちのよい娘さんと結婚させてください、とお願いしました。両親は長く考えていませんでした。(類は友を呼ぶということだ)と二人は考え、承知しました。それで太っちょトリーナはハリーのおかみさんになり、ヤギを二頭とも連れ出しました。ハリーは楽しく過ごし、骨休みが必要な仕事はなくなって、自分の怠ける仕事だけが残りました。ハリーはたまにはおかみさんと出かけて、「こうするのはあとでもっと休みを楽しむためなんだ。そうしないと休みをなんとも感じられなくなるからさ。」と言いました。しかし、太っちょトリーナも負けずおとらず怠け者でした。
「ねえ、あんた」とある日トリーナは言いました。「私たち、必要もないのになんで骨折って暮らしてるの?そうして若くていいときが台無しじゃない。あの二頭のヤギをお隣にあげたらよくない?とってもいい気持ちで眠っているのに毎朝メエメエ鳴いてうるさいじゃないの。代わりにミツバチの巣箱をもらいましょう。家のうしろの日当たりのいいところに巣箱をおいたら、もう面倒がないわよ。ミツバチは世話したり、野原に連れて行かなくていいもの。自分で飛んでいって自分で帰る道をみつけるでしょ。それでちっとも面倒をかけないで蜂蜜を集めてくるのよ。」
「物分かりのいいことを言うね。」とハリーは答えました。「早速やろうじゃないか。おまけに蜂蜜はヤギの乳よりうまいし、栄養があるんだ。長持ちもするしな。」隣の人は二頭のヤギのかわりにミツバチの巣箱をひとつ喜んでくれました。ミツバチは疲れを知らず朝から夕方遅くまで巣箱から出たり入ったりして、とてもすばらしい蜂蜜で巣箱をいっぱいにしました。それで秋にハリーはつぼにいっぱい蜂蜜をとることができました。二人は寝室の壁にとりつけられた棚板の上につぼを置きました。盗まれたりネズミが見つけたりするのが心配なので、トリーナは太いはしばみの棒を持ちこみ、無駄に動かないでその棒に手が届き、招かれざる客を追い払えるように、ベッドのそばにおきました。
怠け者のハリーは昼前にベッドから出るのは好きでありませんでした。「早起きするやつは」とハリーは言いました。「身上を食いつぶすっていうよ。」ある朝、明るく日が照っているのにまだ羽根ぶとんに寝そべって、長く眠った後の休みをとっていましたが、おかみさんに「女ってのは甘いものが好きで、お前はいつもこっそり蜂蜜をなめている。お前が食べてしまわないうちに、ひなと一緒のがちようと取り替えた方がいいよ。」と言いました。
「でも」とトリーナは答えました。「がちょうの面倒をみる子どもを生んでからの方がいいわよ。私はがちょうの心配をして意味も無く骨折って暮らすのかい?」
「こどもががちょうの世話をすると思っているのか?この頃では子どもはもう言うことをきかないぞ。自分の好き勝手なことをするんだ。両親より自分が賢いと考えてるからさ。牛を探しに行かされて三羽のつぐみを追いかけていたやつみたいにな。」とハリーは言いました。
「そう!」とトリーナは答えました。「言うことをきかない子ならひどい目にあわすわ。棒をとって数えられないくらい打ちすえてやるの。ほら、あんた」と熱中して叫び、ネズミを追い払っていた棒をつかみました。「ごらん、こうして打ちすえてやるのよ」トリーナは打とうとして腕を伸ばしました。しかし運悪くベッドの上の蜂蜜のつぼに当たってしまいました。つぼは壁にぶつかり下に落ちてばらばらになり、すばらしい蜂蜜は床に流れ出ました。
「がちょうとひながそこにいるわいな」とハリーは言いました。「そんで世話がいらなくなった。だけどつぼがおれの頭に落ちなくてよかったよ。起こったことに文句を言ってもはじまらない。」
そうしてまだかけらの中に蜂蜜がいくぶんか残っているのを見て、手を伸ばし、すっかり陽気に言いました。「残りがまだあるよ、お前、これを食べて、すこし休もう、びっくりしたあとだから。いつもより少し遅く起きたって構わないさ。一日はいつもたっぷり長いからね。」
「そうね」とトリーナは答えました。「いつもちゃんとした時間に一日の終わりになるものね。ね、知ってる?かたつむりがあるとき結婚式によばれて出かけたんだけど、子どもの洗礼式のときに着いたんだって。その家の前で垣根を転げ落ちて、『急ぐとためにならん』と言ったってよ。」
Hein was lui. En ofschoon hij niets anders te doen had, dan elke dag de geit naar de wei te brengen, zuchtte hij toch nog diep, als hij na zijn volbrachte dagtaak 's avonds thuiskwam. "Het is stellig een zware taak," zei hij, "een moeitevolle arbeid, zo'n geit jaar in jaar uit tot diep in de herfst te hoeden. En als je dan tenminste nog eens kon gaan liggen en een tukje doen! Maar nee. Overal moetje ogen hebben, anders knabbelt hij aan de jonge boompjes, of hij loopt door een hek een tuin binnen, of hij probeert weg te lopen. Hoe kun je dan nog een ogenblik rust hebben of plezier hebben in je leven!" Hij ging zitten, liet zijn gedachten gaan, en overlegde hoe hij die zware last van zijn schouders kon wentelen. Lang was z'n nadenken vergeefs, maar opeens vielen hem de schellen van de ogen. "Ik weet het al!" riep hij uit, "ik trouw met dikke Trien, die heeft ook een geit, en dan kan ze de mijne erbij hoeden, dan heb ik er geen last meer van." Dus stond Hein op, zette z'n vermoeide leden in beweging, ging dwars de straat over, want verder was het niet, – waar de ouders van dikke Trien woonden, en vroeg de hand van hun ijverige en deugdzame dochter. De ouders hoefden er niet lang over te denken. "Soort zoekt soort," meenden ze en gaven hun toestemming. Zo werd dikke Trien de vrouw van Hein, en ze hoedde beide geiten. Hein beleefde goede dagen; hij hoefde nergens meer van bij te komen dan van z'n eigen luiheid. Alleen ging hij nu en dan mee naar buiten en zei: "Dat doe ik alleen om later meer van mijn rust te genieten, anders zou je 't gevoel ervoor nog verliezen."
Maar dikke Trien was niet minder lui. "Heinlief," zei ze op een keer, "waarom zouden we ons 't leven zonder noodzaak moeilijk maken en onze beste tijd verzuren? Zou het niet veel beter zijn, als we allebei de geiten, die ons elke morgen met hun geblaat wakker maken, eens aan onze buurman gaven, en hij gaf er een bijenkorf voor in de plaats? Die bijenkorf zetten we op een zonnig plekje achter 't huis, en daar hoeven we verder niet meer naar om te zien. Bijen hoef je niet te hoeden, je hoeft er niet mee uit, ze vliegen uit, ze vinden de weg naar huis vanzelf, en ze maken honing, zonder dat het ons enige moeite kost." - "Jij bent nog eens een verstandige vrouw," antwoordde Hein, "je voorstel zullen we zonder mankeren meteen ten uitvoer brengen; bovendien is honing lekkerder en voedzamer dan geitenmelk, en je kunt het langer bewaren ook." De buurman gaf voor de twee geiten graag een bijenkorf. De bijen vlogen onvermoeid van de vroege morgen tot de late avond uit en in, en vulden de raat met de mooiste honing, zodat Hein er in 't najaar een kruik vol uit kon halen.
Ze zetten de kruik op de plank, die boven aan de wand op hun slaapkamer was gemaakt, en omdat ze bang waren dat hij gestolen werd, of dat de muizen eraan konden knabbelen, haalde Trien een stevige hazeltak en legde die bij haar bed, zodat ze, zonder te hoeven opstaan, met de hand de plank kon bereiken en ongenode gasten van haar bed uit kon verjagen.
Luie Hein kwam voor de middag niet uit bed. "Vroeg opgestaan is je goed verdaan," zei hij. Op een ochtend dat hij bij heldere zonneschijn nog in de veren lag, en uitrustte van 't lange slapen, zei hij tegen zijn vrouw: "Vrouwen houden van zoetigheid, jij snoept voortdurend van de honing; het is beter om, voor je alles hebt opgegeten, er een gans voor te kopen met een jong gansje erbij." - "Maar dan toch niet," zei Trien, "voor we een kind hebben om die gans te hoeden. Denk je dat ik me met jonge ganzen ga vermoeien en m'n krachten zonder noodzaak inspannen?" - "Dacht je," zei Hein, "dat die jongen ganzen zou hoeden? Vandaag de dag zijn de kinderen niet meer gehoorzaam; ze doen wat ze zelf willen, want ze denken dat ze wijzer zijn dan hun ouders; net als die knecht die een koe moest zoeken en drie merels ging vangen." - "Nou," zei Trien, "het zou hem anders slecht bekomen, als hij niet deed wat ik zei: een stok zal ik nemen en hem met ongetelde slagen z'n huid blauw slaan. Kijk maar eens Hein!" en in haar ijver pakte ze de stok, waarmee ze de muizen zou verjagen, "zie je, zó zal ik erop los slaan!" en ze zwaaide de hazeltak, maar ongelukkigerwijze sloeg ze de kruik honing boven het bed van de plank af. De kruik sloeg tegen de muur, viel in scherven, en de kostelijke honing stroomde over de grond. "Daar liggen nu de gans en het gansje," zei Hein, "en hij hoeft ook niet gehoed te worden. Alleen is 't een geluk, dat die kruik niet op m'n hoofd is gevallen, en we hebben alle reden om tevreden te zijn met ons lot. En omdat hij in één van de scherven nog wat honing zag, reikte hij daarnaar en zei heel tevreden: "Wat er over is, vrouw, zullen we toch nog heerlijk opeten, en dan zullen we voor de schrik eens lekker gaan slapen; wat geeft 't als we eens een beetje later dan gewoonlijk op zijn; de dag is werkelijk lang genoeg." - "Ja," antwoordde Trien, "alles komt toch nog op tijd terecht. Weet je, de slak was eens op de bruiloft gevraagd, en hij ging op weg, maar hij kwam aan met het doopmaal. En voor 't huis viel ze nog over de heg en zei: "Haastige spoed is zelden goed."