La casa nel bosco


Het boshuis


Un povero taglialegna viveva con la moglie e tre figlie in una piccola capanna ai margini di un bosco solitario. Una mattina, mentre stava per andare al suo lavoro, disse a sua moglie: "Che il mio cena essere portato nella foresta a me da mia figlia maggiore, o sarò mai ottenere il mio lavoro fatto, e in modo che non possa perdere la sua strada ," ha aggiunto," Io prenderò un sacchetto di miglio con me e spargere i semi sulla strada. "Quando, dunque, il sole era appena sopra il centro della foresta, la ragazza di cui per la sua strada con un piatto di minestra, ma il campo-passeri e legno-passeri, allodole e fringuelli, merli e lucherini aveva raccolto l'MILLET molto prima, e la ragazza non riusciva a trovare la pista. Poi confidando al caso, andò su e su, fino a quando il sole tramontò e la notte ha cominciato a cadere. Gli alberi frusciavano nel buio, i gufi stridevano, e lei cominciò ad avere paura. Poi, in lontananza, ha percepito una luce che brillava tra gli alberi. "Ci dovrebbe essere alcune persone che vivono lì, che mi può prendere per la notte," pensò, e andò verso la luce. Non passò molto tempo prima che lei è venuto a una casa le cui finestre erano tutti illuminato. Bussò, e una voce ruvida da dentro gridò: "Vieni dentro." La ragazza fece un passo verso l'entrata buia, e bussò alla porta della stanza. "Basta entrare," gridò la voce, e quando aprì la porta, un vecchio dai capelli grigi era seduto al tavolo, sostenendo il viso con entrambe le mani, e la sua barba bianca cadde sul tavolo quasi fino alla terra. Con la stufa laici tre animali, una gallina, un gallo, e una mucca pezzata. La ragazza ha raccontato la sua storia al vecchio, e pregò per un riparo per la notte. L'uomo ha detto,
Een arme houthakker leefde eens met zijn vrouw en zijn drie dochters in een klein huisje aan de rand van een eenzaam bos. Eens op een morgen, toen hij weer naar zijn werk ging, zei hij tegen zijn vrouw: "Laat me het middageten door 't oudste meisje brengen, buiten in het bos; anders kom ik niet klaar. En om haar niet te laten verdwalen," voegde hij erbij, "zal ik een zak gerst meenemen en de korrels op de weg strooien." Toen de zon hoog boven 't bos stond, ging 't meisje met een pan vol soep op weg. Maar de mussen van veld en bos, de leeuweriken en de vinken, de sijsjes en de merels hadden die gerst al lang opgepikt, en 't meisje kon de weg niet vinden. Op goed geluk liep ze maar door, tot de zon zonk en de nacht aanbrak. De bomen ruisten in de duisternis, de uilen krasten, en ze begon bang te worden. Daar zag ze in de verte een lichtje, dat tussen de bomen blonk. "Daar zullen wel mensen wonen," dacht ze, "die mij vannacht wel zullen houden" en ze ging op het licht af. Het duurde niet lang of ze kwam bij een huis waarvan de vensters verlicht waren. Ze klopte aan, en een rauwe stem riep "Binnen!" Het meisje kwam de donkere deel binnen en klopte op de kamerdeur. "Hier, binnen!" riep de stem, en toen ze opendeed, zat er een oude, grijze man aan tafel, z'n gezicht in z'n handen gesteund en z'n witte baard kwam van de tafel naar beneden, bijna tot op de grond. Maar bij de haard lagen drie dieren, een hennetje, een haantje, en een bonte koe. Het meisje vertelde de oude man wat er gebeurd was en ze vroeg of ze daar die nacht mocht slapen. De man zei:

e tu, mia gallinella,
"Mooi hennetje,

e tu mio galletto,
mooi haantje,

pezzata vaccherella,
en jij, die mooie bonte koe,

che dite voi di questo?
wat zeg je hiertoe?"

"Tuc!" rispose gli animali, e che deve aver significato, "Siamo disposti," per il vecchio detto, "Qui avrete riparo e cibo, andare al fuoco, e ci cucinare la nostra cena." La ragazza trovata in abbondanza cucina di tutto, e cucinato una buona cena, ma non aveva il pensiero degli animali. Portava i piatti pieni a tavola, si sedette da uomo dai capelli grigi, mangiò e soddisfatto la sua fame. Quando lei aveva avuto abbastanza, ha detto, "ma ora sono stanco, dove c'è un letto in cui posso sdraiarmi e dormire?" Gli animali hanno risposto,
"Doeks!" zeiden de dieren, en dat moest zeker betekenen "wij zijn 't daarmee eens," want nu zei de oude weer: "Hier is overvloed van alles. Ga maar naar de haard en kook een avondmaal voor ons." Het meisje vond in de keuken overvloed van alles, en ze kookte lekker, maar aan de dieren dacht ze niet. Ze zette de volle schotel op tafel, ging bij de oude man zitten, at en werd verzadigd. Toen ze genoeg had gegeten, zei ze: "Maar nu ben ik zo moe, is hier ook een bed, waar ik kan gaan slapen?" De dieren antwoordden:

Con lui solo hai mangiato,
"Je hebt met hem gegeten

con lui solo hai bevuto,
je hebt met hem gedronken,

a noi non hai pensato:
je hebt aan ons niet eens gedacht:

ci dirai come la notte hai passato.
zie jij maar, waar je blijft vannacht!"

Allora disse il vecchio, "Basta andare al piano di sopra, e tu troverai una stanza con due letti, scuoterli, e mettere lino bianco su di loro, e poi anch'io, verrà e sdraiarsi a dormire." La ragazza si avvicinò, e quando lei aveva scosso i letti e mettere lenzuola pulite, lei si sdraiò in una di esse, senza attendere oltre per il vecchio. Dopo qualche tempo, però, l'uomo dai capelli grigi è venuto, ha preso la sua candela, guardò la ragazza e scosse la testa. Quando vide che era caduta in un sonno profondo, aprì una botola, e la lasciò giù in cantina.
Toen zei de oude man: "Ga de trap maar op, dan zul je een kamer vinden met twee bedden. Schud ze goed en maak ze orj met linnen lakens. Dan zal ik ook komen en gaan slapen." Het meisje ging de trap op, en toen ze de bedden geschud had en had opgemaakt, ging ze in 't ene liggen en sliep zonder de oude man af te wachten. Maar na een poos kwam de grijze man, hij keek bij het schijnsel van een licht naar 't meisje, terwijl hij zijn hoofd schudde. Toen hij zag dat ze vast in slaap was, opende hij een valdeur en liet haar neer in de kelder. Laat in de avond kwam de houthakker thuis en verweet zijn vrouw, dat ze hem de hele dag honger had laten lijden. "Dat is mijn schuld niet," antwoordde zij, "'t kind is weggegaan met je middageten, ze is zeker verdwaald, morgen zal ze er wel weer zijn." De houthakker stond voor dag en dauw op, wilde weer naar het bos en zei dat z'n tweede dochter hem ditmaal het eten moest brengen. "Ik zal een zak linzen meenemen," zei hij, "dat is een grotere korrel dan gerst, die zal ze beter kunnen zien en dan kan ze de weg niet missen." 's Middags ging dit meisje ook met 't eten weg, maar de linzen waren er niet meer; net als de vorige dag hadden de bosvogels ze opgepikt en er geeneen meer overgelaten. Het meisje verdwaalde in het bos tot de nacht viel, en ook zij kwam bij 't huis van de oude man, werd binnen geroepen en vroeg om eten en een slaapplaats. De man met de witte baard vroeg weer aan de dieren:

A tarda notte il taglialegna tornò a casa, e la rimproverò la moglie per lui lasciando alla fame per tutto il giorno. "Non è colpa mia," rispose, "la ragazza uscì con la vostra cena, e doveva essersi perso, ma lei è sicuro di tornare domani." Il taglialegna, tuttavia, è nata prima dell'alba per andare nel bosco, e ha chiesto che la seconda figlia di lui la sua cena quel giorno dovrebbe prendere. "Io prenderò un sacchetto con lenticchie," lo ha detto; "i semi sono più grandi di miglio, la ragazza si vede meglio, e non può perdere la sua strada." A cena-tempo, quindi, la ragazza tirò fuori il cibo, ma le lenticchie era scomparso. Gli uccelli della foresta li avevano raccolto come avevano fatto il giorno prima, e avevano lasciato nessuno. La ragazza aggirava nella foresta fino a notte, e poi anche lei ha raggiunto la casa del vecchio, è stato detto di andare in, e pregò per il cibo e un letto. L'uomo con la barba bianca di nuovo chiesto gli animali:
"Mooi hennetje

e tu, mia gallinella,
mooi haantje

e tu mio galletto,
en jij, die mooie bonte koe,

pezzata vaccherella,
wat zeg je hiertoe?"

che dite voi di questo?
En de dieren zeiden weer: "Doeks" en alles gebeurde als de vorige dag. Het meisje maakte een goed maal klaar, at en dronk met de oude man en dacht niet aan de dieren. En toen ze vroeg om een slaapplaats, antwoordden ze:

Gli animali risposero di nuovo: "Tuc" e andò tutto come il giorno prima. La fanciulla preparò una buona cena, mangiò e bevve col vecchio e non si curò delle bestie. E quando chiese dov'era il suo letto, quelle risposero:
"Je hebt met hem gegeten,

Con lui solo hai mangiato,
je hebt met hem gedronken,

con lui solo hai bevuto,
je hebt aan ons niet eens gedacht,

a noi non hai pensato:
zie jij maar, waar je blijft vannacht!"

ci dirai come la notte hai passato.
En toen ze ingeslapen was, kwam de oude man, bekeek haar hoofdschuddend en liet haar in de kelder zakken.

Quando fu addormentata, arrivò il vecchio, l'osservò scuotendo la testa e la lasciò cadere in cantina. Il terzo giorno il taglialegna disse a sua moglie: "Oggi a portarmi il pranzo manda la più piccola; è sempre stata buona e obbediente, terrà la strada giusta e non andrà a zonzo come quelle sventate delle sue sorelle." La madre non voleva e disse: "Devo perdere anche la mia prediletta?." - "Non temere!," rispose il marito, "La ragazza non perde la strada, è troppo saggia e giudiziosa; per di più, prenderò dei ceci e li spargerò qua e là: sono ancor più grossi delle lenticchie e le mostreranno il sentiero." Ma quando la fanciulla uscì col suo paniere appeso al braccio, le tortore selvatiche avevano i ceci nel gozzo, ed ella non sapeva da che parte andare. Era molto inquieta e continuava a pensare al suo babbo che, poveretto, doveva ormai aver fame; e alla disperazione della sua buona mamma, se lei non fosse tornata. Alla fine, quando si fece buio, vide il lumicino e arrivò alla casa del bosco. Pregò gentilmente che volessero darle ricovero per quella notte, e l'uomo dalla barba bianca tornò a chiedere alle sue bestie:
De derde morgen zei de houthakker tegen zijn vrouw: "Stuur vandaag de jongste maar met mijn middageten naar me toe, zij is altijd verstandig en gehoorzaam geweest, zij zal wel op de goede weg blijven en niet als de zusjes maar rondlopen en teuten." Dat wilde de moeder niet. Ze zei: "Moet ik mijn lieve jongste dan ook nog verliezen?" - "Heb maar geen zorg," zei hij, "dat kind verdwaalt niet; daar is ze te verstandig voor en te slim, ten overvloede zal ik een zak erwten meenemen en die uitstrooien langs de weg; ze zijn nog groter dan linzen en dan zal ze het zeker vinden." Maar toen het meisje met de mand aan haar arm buiten kwam, hadden de houtduiven de erwten al lang in hun krop, en ze wist ook niet waar ze zich keren of wenden moest. Ze was heel verdrietig en dacht er voortdurend aan, hoe die arme vader weer honger zou lijden en die goede moeder zou jammeren, als ze ook niet thuis kwam. Eindelijk, toen het donker werd, zag ze in de verte het lichtje en ze kwam bij het boshuis. Ze vroeg heel vriendelijk of zij haar die nacht wilden herbergen, en de man met de witte baard vroeg weer aan de dieren:

e tu, mia gallinella,
"Mooi hennetje,

e tu mio galletto,
mooi haantje,

pezzata vaccherella,
en jij, die mooie bonte koe,

che dite voi di questo?
wat zeg je daar toe?"

"Tuc!," dissero quelle. Allora la fanciulla si avvicinò alla stufa dov'erano le bestie, accarezzò il galletto e la gallinella passando con la mano su quelle piume liscie, e solleticò fra le corna la vacca pezzata. Poi, per ordine del vecchio, preparò una buona minestra, e, quando la terrina fu in tavola, disse: "Io mi caverò la fame e queste buone bestie non avranno nulla? Fuori c'è tanta roba: prima penserò a loro." Uscì, andò a prender dell'orzo e lo sparse davanti a galletto e alla gallinella, e alla vacca portò una bracciata di fieno odoroso. "Buon appetito, care bestie," disse, "e, se avete sete, eccovi anche l'acqua fresca." Portò dentro un secchio pieno d'acqua e il galletto e la gallinella saltarono sull'orlo, tuffarono il becco, e poi tennero su la testa, come fanno gli uccelli per bere; e anche la vacca pezzata bevve un bel sorso. Quando le bestie furono sazie, la fanciulla sedette a tavola accanto al vecchio, e mangiò quel che era avanzato. Non andò molto che il galletto e la gallinella presero a nasconder la testina sotto l'ala, e la vacca pezzata sbatteva le palpebre. Allora disse la fanciulla: "Non andiamo a riposare?."
"Doeks" zeiden ze. Het meisje ging naar de haard waar de dieren lagen, ze streelde het hennetje en het haantje, en streek hun veren glad; en de bonte koe krieuwelde ze tussen z n horens En toen ze op bevel van de oude man een lekkere soep had gekookt en de kom op tafel stond, zei ze: "Nu krijg ik wat, maar hoe gaat het met 't eten van de dieren? Buiten is er overvloed, ik zal hun eerst wat geven." Ze ging weer weg, haalde gerst en gooide een handvol voor het haantje en het hennetje en bracht een armvol geurig hooi voor de koe. "Eet maar lekker," zei ze, "en als jullie dorst hebben, dan krijg je drinken ook." En ze haalde een emmer water, en 't hennetje en 't haantje sprongen op de rand, staken hun snavels erin en hielden hun koppetjes dan omhoog zoals vogels drinken, en de bonte koe nam een flinke slobber. Toen de dieren gevoerd waren, ging het meisje aan tafel zitten bij de oude man en at wat hij had overgelaten. Kort daarop staken het haantje en het hennetje 't kopje onder de vleugels, en de bonte koe begon ook met z'n ogen te knipperen. Toen zei het meisje: "Gaan we nu niet slapen?"

e tu, mia gallinella,
"Mooi hennetje,

e tu mio galletto,
mooi haantje,

pezzata vaccherella,
en jij, die mooie bonte koe

che dite voi di questo?
wat zeg je daartoe?"

Le bestie risposero: "Tuc!."
En de dieren zeiden:

Con noi tutti hai mangiato,
"Doeks,

con noi tutti hai bevuto,
je hebt met ons gegeten,

a noi tutti hai provveduto,
je hebt met ons gedronken,

buon riposo hai meritato.
je hebt ons allen goed bedacht,

La fanciulla andò di sopra, sprimacciò i piumini e mise lenzuola di bucato; e quand'ebbe finito, arrivò il vecchio e si coricò, e la sua barba bianca gli arrivava ai piedi. La fanciulla si coricò nell'altro letto, disse le sue preghiere e s'addormentò.
nu wensen wij je: goedenacht!"

Dormì tranquillamente fino a mezzanotte, quando in casa cominciò un rumore che la risvegliò. Si sentiva scricciolare e strepitare in tutti gli angoli, la porta si spalancò e sbattè contro il muro, le travi traballarono come se fossero lì lì per sfasciarsi, pareva che la scala precipitasse, e alla fine ci fu uno schianto come se crollasse il tetto. Poi tornò la quiete, e siccome niente le era successo, la fanciulla restò tranquillamente a letto e si riaddormentò. Ma al mattino, quando la chiara luce del sole la risvegliò cosa videro i suoi occhi? Ella giaceva in una gran sala e intorno a lei tutto sfolgorava con fasto regale: alle pareti crescevano fiori d'oro su un fondo di seta verde, il letto era d'avorio e la coperta di velluto rosso, e su una sedia lì vicino c'erano un paio di pantofole trapunte di perle. La fanciulla credeva di sognare, ma entrarono tre servitori sfarzosamente vestiti e le chiesero quali fossero i suoi ordini. "Andate pure!," rispose la fanciulla, "mi alzero subito, preparerò una minestra per il vecchio, e poi darò anche da mangiare al galletto, alla gallinella e alla vacca pezzata." Pensava che il vecchio si fosse già alzato e guardò verso il suo letto; ma al suo posto c'era uno sconosciuto. E mentre la fanciulla lo guardava, e vedeva che era giovane e bello, egli si svegliò, si rizzò a sedere e disse: "Sono un principe, e una cattiva strega mi ha trasformato in un vecchio canuto, costretto a vivere nel bosco; nessuno poteva star con me, tranne i miei tre servi, tramutati in gallinella, galletto e vacca pezzata. E l'incanto non sarebbe cessato, finché non fosse venuta una fanciulla così buona da mostrarsi amorevole non soltanto con gli uomini, ma anche con le bestie. E tu sei quella: a mezzanotte, grazie a te, siamo stati liberati e la vecchia casa del bosco, si è di nuovo trasformata nel mio palazzo reale." E quando si furono alzati, il principe disse ai tre servi d'andar a prendere con la carrozza i genitori della fanciulla, che dovevano assistere alla festa nuziale. "Ma dove sono le mie due sorelle?," domandò la fanciulla. "Le ho chiuse in cantina. Domani saranno condotte nel bosco, e faranno le serve da un carbonaio, finché non diventeranno più buone e non prometteranno di non fare più patir la fame alle povere bestie."
En het meisje ging de trap op, schudde de veren bedden, legde er schone lakens op, en toen ze klaar was, kwam de oude man en hij ging in het ene bed liggen en z'n witte baard kwam tot zijn voeten. Het meisje ging in het andere bed liggen, deed haar gebed en sliep in. Ze sliep heel rustig tot middernacht. Toen werd het in huis zo onrustig dat ze wakker werd. In alle hoeken was er een gekraak en gekreun, en de deur sprong open en sloeg tegen de wand; de balken dreunden als werden ze uit hun voegen gerukt, het leek wel of de trap viel, en toen kwam er een oorverdovend gekraak alsof het dak instortte. Maar toen werd het weer stil en daar haar tenslotte niets kwaads gebeurde, bleef ze kalm liggen en sliep weer in. Maar toen ze de volgende morgen bij stralende zonneschijn wakker werd: wat zagen haar ogen? Ze lag in een grote zaal. Alles om haar heen glansde in koninklijke pracht: aan de wanden groeiden op groen zijden grond gouden bloemen, het bed was van ivoor, het dek van rood fluweel, en daarnaast stond een stoel met een paar pantoffeltjes met parels bewerkt. Het meisje dacht, dat ze droomde, maar nu kwamen er drie rijkgeklede lakeien binnen en vroegen naar haar bevelen. "Ga maar," zei het meisje, "ik zal dadelijk opstaan en me aankleden en voor de oude man soep koken en voor mooi haantje en mooi hennetje en de mooie bonte koe voer halen." Ze dacht dat de oude man al was opgestaan, en ze keek al naar zijn bed; maar hij lag er niet in, alleen een geheel vreemde man. En toen ze hem zag en naar hem keek, was hij jong en knap, en hij werd wakker en richtte zich op en zei: "Ik ben een prins, en ik ben door een boze heks betoverd, om als een oud, vergrijsd man in het bos te leven; niemand mocht er bij me zijn dan mijn drie bedienden, en dat in de gedaante van een haantje, een hennetje en een bonte koe. En de betovering zou niet eerder wijken, dan als er een meisje bij ons kwam, dat zo'n goed hart had, dat ze niet alleen lief was voor de mensen, maar ook voor de dieren. En dat ben jij geweest, en vannacht, om twaalf uur, was de tovermacht gebroken, en het oude boshuis is weer veranderd in mijn eigen paleis." En toen ze opgestaan waren, zei de prins tegen zijn drie dienaren, dat ze moesten inspannen en de vader en de moeder van het meisje op de bruiloft uitnodigen. "Maar waar zijn mijn twee zusters dan?" vroeg het meisje. "Die heb ik in de kelder opgesloten; morgen gaan ze diep het bos in, en dan moeten ze bij een kolenbrander zó lang dienen, tot ze hun leven grondig hebben gebeterd en geen arme dieren meer honger laten lijden."