De drie gelukskinderen


Üç Talihli


Eens liet een vader zijn drie zoons bij zich komen. Hij gaf aan de oudste een haan, aan de tweede een zeis, aan de derde een kat. "Ik ben al oud," zei hij, "en mijn dood is nabij, daarom wilde ik jullie drieën voor mijn einde nog bezorgd weten. Geld heb ik niet, en wat ik jullie nu geef, schijnt van weinig waarde; maar het enige is: je moet het met verstand gebruiken. Je moet slechts een land zoeken, waar deze dingen nog onbekend zijn, dan is je geluk verzekerd."
Na de dood van zijn vader ging de oudste zoon met zijn haan erop uit, maar waar hij kwam, was de haan al bekend; in de steden zag hij hem al uit de verte op de torens zitten en zich draaien naar alle winden, in de dorpen hoorde hij er ettelijke kraaien, en niemand toonde enige verbazing over het dier, zodat het alle schijn had, dat hij daar zijn geluk niet mee maken zou. Maar eindelijk gebeurde het toch, dat hij op een eiland kwam, waar de mensen niets van een haan wisten, zelfs wisten ze hun tijd niet in te delen. Wel wisten ze wanneer het ochtend was en wanneer avond, maar 's nachts, als ze zich niet helemaal versliepen, wist niemand iets met tijd aan te vangen.
"Kijk eens," sprak hij, "wat een trots dier, het heeft een robijnrode kroon op zijn kop en hij draagt sporen als een ridder. 's Nachts roept hij driemaal op een bepaalde tijd, en als hij de laatste keer roept gaat de zon al gauw op. Maar roept hij midden op de dag, dan kun je er verzekerd van zijn, dat het ander weer wordt."
Dat beviel de mensen goed, ze bleven een hele nacht wakker en hoorden met groot plezier hoe de haan om twee uur, om vier uur en om zes uur duidelijk en luid de tijd afriep. Ze vroegen hem, of het dier niet te koop was, en hoeveel hij er voor hebben moest. "Zoveel goud als een ezel dragen kan," zei hij. "Dat is spotgoedkoop voor zo'n kostbaar dier," riepen ze allemaal, en ze gaven hem graag was hij gevraagd had.
Toen hij met al die rijkdom thuiskwam, waren zijn broers heel verbaasd, en de tweede zei: "Dan ga ik toch ook eens proberen, of ik mijn zeis voor zo'n prijs kwijt kan." Maar het leek er niet veel op, want overal ontmoette hij boeren, die een zeis op de schouder hadden net als hij. Maar tenslotte lukte het hem ook, op een eiland, waar de mensen nooit van een zeis hadden gehoord. Als het koren daar rijp was, gingen ze met kanonnen naar de akkers en schoten het koren neer. Dat ging heel onzeker, menig schot ging er overheen, een ander trof de aren in plaats van de halmen, en schoot ze helemaal weg, daarbij werd er veel vernield, en bovendien was het een gruwelijk lawaai. Toen ging de man staan en maaide het allemaal zo stil en zo vlug om, dat de mensen hun mond en hun neus openzetten van verbazing. Voor zo'n ding wilden ze geven wat hij ook verlangde, en hij kreeg een paard, beladen met zoveel goud, als het maar dragen kon.
Nu wilde de derde broer zijn poes ook zo voordelig aan de man brengen. Het verging hem als de anderen. Zolang hij op 't vaste land bleef, was er niets mee te beginnen. Overal waren er wel katten, en soms zoveel, dat ze de pasgeboren jongen verdronken. Eindelijk liet hij zich inschepen naar een eiland, en het trof heel gelukkig: een poes hadden ze er nog nooit gezien, en de muizen hadden er zo'n paradijs, dat ze op de tafels en de banken dansten, of de huisheer nu thuis was of niet. De mensen jammerden vreselijk over de muizenplaag; de koning zelf kon er in zijn kasteel niets tegen beginnen, in alle hoeken piepten muizen en knaagden aan alles, waar maar muizentanden in kunnen bijten. Daar begon nu de kat haar jacht. Weldra waren er een paar zalen gezuiverd, en de mensen vroegen de koning om het wonderdier voor het rijk te kopen. De koning gaf graag wat ervoor gevraagd werd, namelijk een met goud beladen muilezel, en zo kwam de derde broer nog met de allergrootste schatten thuis.
Poes had in het koninklijk paleis met al die muizen een heerlijk leven, en hij beet er zoveel dood, dat ze niet meer te tellen waren. Eindelijk werd het werk poes te veel, ze kreeg dorst; ze bleef staan, stak haar kop in de hoogte en riep: "miauw, miauw!" Toen de koning en de hele hofhouding dat wonderlijke geschreeuw hoorden, schrokken ze en liepen in hun angst allemaal het paleis uit.
Beneden hield de koning raad, wat het beste zou zijn. Tenslotte werd er besloten, aan poes een bode te sturen, en de eis te stellen, dat ze het paleis zou verlaten, of te riskeren dat er geweld werd gebruikt. De raadsheren zeiden: "Liever laten we ons plagen door de muizen - daar zijn we toch al aan gewend, dan dat we ons leven prijsgeven aan zo'n ondier."
Een edelknaap werd gezonden om te vragen of poes het slot goedschiks zou willen verlaten? Maar de poes, die steeds meer dorst kreeg, antwoordde alleen "miauw, miauw!" De schildknaap verstond: niet nou, niet nou! en bracht dat antwoord over aan de koning. "Nu," zeiden de raadsheren, "nu moet ze voor geweld wijken!" En werden kanonnen aangereden en het paleis werd in brand geschoten. Toen het vuur in de zaal kwam, waar de kat zat, sprong ze behendig het venster uit, maar de belegeraars hielden niet eerder op, tot het hele paleis kort en klein geschoten was.
Bir gün bir baba üç oğlunu çağırdı; en büyüğe bir horoz, ortancaya bir tırpan, en küçüğe de bir kedi hediye etti.
"Ben yaşlandım" dedi. "Ölümüm yaklaştı. Bu dünyadan göçmeden önce sizleri düşündüm. Param yok; size verdiklerim az gibi görünse de, bu onları nasıl kullanacağınıza bağlı. Şimdi sizler bu verdiklerimin tanınmadığı ve bilinmediği bir ülkeye gidin, mutluluğu orada bulacaksınız!"
Babasının ölümünden sonra en büyük oğlan horozu yanına alarak yola çıktı. Ama nereye gitse herkes horozu tanıyordu; büyük şehirlere girerken yüksek kulelerde rüzgârda dönen horozlar ta uzaktan görünüyordu. Köylerdeyse horoz sesinden geçilmiyordu; yani kendisine şans getirecek olan bu hayvanın dış görünüşüne de kimse şaşmadı ve aldırış etmedi.
Ama sonunda bir adaya geldi ki, burada kimse horozu tanımıyordu, bu yüzden zaman ayarlamayı bile bilmiyorlardı. Sabahla akşamı biliyorlardı, ama gece uyuduklarında vakti tahmin edemiyorlardı.
"Bakın, ne vakur bir hayvan bu! Başında yakut kırmızısı bir tacı, ayaklarında da şövalyelerinki gibi mahmuzları var. Geceleri sizi öterek üç kez belli bir zamanda uyandıracak; son ötüşünde güneş doğacak. Gündüzleri öttüğü zamanda da, göstereceği yöne bağlı olarak havanın nasıl olduğunu gösterecek" dedi oğlan.
Bu köy halkının çok hoşuna gitti. Herkes bütün gece yatıp uyudu ve horozun saat ikide, dörtte ve altıda öterek zamanı bildirmesi onları sevindirdi. Oğlana horozun satılık olup olmadığını, satılıksa fiyatının ne olduğunu sordular.
"Bir eşek yükü altın" diye cevap verdi oğlan.
"Böyle değerli bir hayvan için bu para az bile" diyerek horozu satın aldılar.
Eve zengin bir kişi olarak döndüğünde kardeşleri ona hayran kaldı.
Ortanca oğlan, "Ben de şansımı deneyeyim, bakalım tırpan bir işe yarayacak mı?" diyerek yola çıktı.
Ama tırpanın görünüşü hiç kimsede bir etki yaratmadı; hemen her köylü omzunda bir tırpan taşıyordu zaten. Sonunda onun da yolu bir adaya düştü; burada yaşayanların tırpan hakkında hiçbir bilgileri yoktu. Orada buğdaylar büyüdüğü zaman tarlaya top arabası getiriyorlar, sonra onu ateşleyip buğdayları deviriyorlardı. Ama bu sağlam bir yöntem değildi; bazen hedefi bulduramıyorlar, bazen başak yerine sapı vuruyorlardı; hem çok zarara giriyorlar hem de çok gürültü çıkarıyorlardı.
Derken ortanca oğlan tırpanıyla ekinleri kısa zamanda bir güzel kesiverdi; görenlerin ağzı açık kaldı. Oğlana karşılığında ne isterse verebileceklerini söylediler. O da, "Bir beygir yükü altın" dedi.
En küçük oğlan da şansını kedisiyle denedi. O da kardeşleri gibi hep karada dolaştı, ama her gittiği yerde bir sürü kedi vardı; o kadar ki, yeni doğmuş yavruları artık suda boğuyorlardı.
Sonunda bir gemiye binerek o da bir adaya vardı. O zamana kadar bu adada hiç kimse kedi görmemişti. Fareler masalarla sıralar üzerinde dolaşıyor ve evlerde insan olsa da olmasa da her yerde dans ediyordu. Bu yüzden halk hep sızlanıp duruyordu. Kral bile sarayında bu hayvanlardan kurtulamıyordu. Fareler her köşede saklanıyor ve ele geçirdiklerini dişleriyle kemiriyordu.
Kedi fareleri avlayarak bir evin birkaç odasını tertemiz hale getirdi. Halk kraldan bu harika hayvanı ülkeleri hesabına satın alması için yalvardı.
Kral istenilen ücreti seve seve verdi ki, bu bir katır yükü altındı!
Üçüncü oğlan da büyük bir servetle eve döndü.
Kedi sarayda farelerle çocukla oynar gibi oynadı. Isırıp öldürdüklerinin sayısı artık belli değildi. Sonunda çok çalışmaktan ötürü terledi ve susadı. Durdu, başını yukarı kaldırarak "miyav! miyav!" diye bağırdı.
Kral adamlarıyla birlikte bu acayip sesi duyunca çok ürktü; hepsi korkuyla saray dışına çıktılar. Dışarıda kral ne yapmak gerektiğini soruşturdu. Sonunda bir haberci gönderilecek ve bu sesi çıkarana sarayı terk etmesi, aksi halde zorla çıkartılacağı bildirilecekti.
Ama danışmanlar, "Bırakalım fareler ne yaparlarsa yapsınlar; nasılsa onlara alıştık! Böyle bir canavara karşı canımızı tehlikeye atmaktansa farelerle yaşarız, daha iyi" dediler.
Soylu bir delikanlı gidip kediye sarayı kendi rızasıyla terk etmek isteyip istemediğini sordu. Ancak susuzluğu gitgide artan kedi sadece "miyav! miyav!" diye cevap verdi.
Delikanlı bunu "Asla, hiçbir koşulda" diye anladı ve bu cevabı krala iletti.
Bu kez danışmanlar "Zor kullanacağız" dediler.
Toplar getirilerek ateşe başlandı; sarayda yangın çıktı. Alevler kedinin bulunduğu salona ulaşınca hayvan, şansı da yaver giderek, pencereden dışarı fırladı. Dışarıdakilerse sarayı yerle bir oluncaya kadar ateşe tuttular.