令人叫绝的乐师


De wonderlijke speelman


有一个技艺一流的乐师,他的小提琴演奏令人赏心悦耳,激动不已。 一次,他怀着愉快的心情到森林里去漫游,走了一段路,觉得一个人太无聊,就自言自语地说:"一个人太沉闷了,我得找一个伙伴来。"于是,他拿起小提琴拉了起来。
顷刻间,森林里回荡起了他那美妙的乐声。
一只狼出现了,乐师看到后说道:"哎呀!是一只狼来看我了。"狼走到他面前说:"您的琴拉得太动听了!但愿您能教教我。"乐师说:"这很容易,只要你按我的吩咐做就行了。"狼回答说:"好的,我将是一个非常善于用功的学生。"这样,他们一起走上了小路,最后来到了一棵大树前。 这是一棵里面空了的老栎树,树干中间裂了一条大缝。 乐师对狼说:"看这儿,如果你想学拉小提琴,就把你的前脚伸进这条裂缝去。"狼按照他说的做了,乐师拾起一块大石头把它的两只前脚牢牢地卡在了裂缝里,就像一个被铐着的囚犯。 "现在,你给我乖乖地在这儿等着我回来。"乐师说完,迈着悠闲的步子扬长而去。
过了一会儿,他又自言自语地说:"一个人太沉闷了,我得再找一个伙伴来。"于是,他又拉起了小提琴,悠扬的提琴声再次在森林里传了开去。 接着一只狐狸慢慢地来到了他身边 ,他说道:"哎呀!来了一只狐狸。"狐狸上前说道:"您真是一个一流的乐师,提琴拉的多棒啊!我一定要向您学习拉提琴。"乐师说:"你很快就可以学会,只要你按照我教你的去做就成。"狐狸马上应声道:"好的,我会按您的吩咐去做的。"他们一起上路了。 当他们来到一条窄窄的小路时,乐师望了望小路两旁高高的树丛,然后将小路一边的一棵矮壮的榛树干弯下靠近路面,用脚踩住树尖,又弯下小路另一边的一棵榛树对狐狸说:"机灵的狐狸,如果你想学拉小提琴,就把你的左前爪让我握住。"狐狸马上伸出了左前爪,乐师将狐狸爪子绑到一棵榛树的树梢。 "现在把你的右前爪伸过来给我。"狐狸又按乐师的吩咐做了,他将这只爪子绑在了另一棵榛树的树梢,随后放开自己的脚,两边的榛树"哗啦"向上弹了起来,狐狸也跟着被弹起,四脚张开被挂了起来,来回在空中不停地摇晃着。 乐师说道:"现在你好好地呆在这儿,等着我回来。"说完,又迈着悠闲的步子扬长而去。
可是,不久他又自言自语地说:"又沉闷起来了,我得找一个伙伴。"于是,他拉起了小提琴,琴声飘扬,跑来了一只野兔。 乐师说道:"哎呀,是只野兔。"野兔对他说:"您不愧是一个优秀的琴师。您的琴真是拉绝了。您教我好吗?"乐师回答说:"好吧,如果你按我的指挥来做,我就教你。"野兔马上说道:"好的,我会是一个好学生。"然后他们一起走了很长一段时间。 当来到森林里一片开阔地带时,乐师用一根绳子在野兔的脖子上系好,将绳子的另一头拴在一棵树上,说道:"好了,灵巧的野兔,跳起来,迅速地绕树跑二十圈。"愚蠢的野兔按乐师的吩咐跑了起来。 当兔子围着树跑完二十圈后,它也将系着它的绳子在树干上绕了二十圈,像一个被套在树上的囚犯。 跑完后,野兔兴致勃勃地又拉又扯,但只要一拉,绳子将它的脖子勒得更紧。 这时乐师说道:"现在等在这儿,直到我回来。"说完就走了。
再说狼被卡住后,又是拉自己的脚,又是咬树干,还跳起来用后脚抓石头。 花了好些时间,费了好大的劲,最后才将脚抽出来。 它愤恨到了极点,说道:"我一定要赶上那卑鄙的乐师,把他撕成碎片。"说完追了上去。 狐狸看见狼从身边跑过,叫道:"哎!狼兄,请把我放下来,那乐师用诡计把我弄成了这个样子。"于是狼在榛树下面忙乎起来,咬断了两棵树后,它俩又一起去找那位乐师。 当它们来到野兔旁边时,野兔也叫喊要它们帮忙。 它们把它解脱后,一起向它们的仇人追去。
此时,乐师为了再找一个伙伴,他又拉起了小提琴,一个贫穷的樵夫听到他这欢快的琴声,兴奋不已 ,禁不住将斧头夹在胳膊下寻声而来。 这回,乐师看见是一个人来了,非常高兴,对这位樵夫非常有礼貌,没有用诡计作弄他,而且拉起了他最善长的曲调,直听得那樵夫如醉如痴,心中洋溢着欢喜。 就在樵夫站在旁边凝神静听时,他看到狼、狐狸和野兔走上前来。 从它们面部狂怒的表情,樵夫知道它们来这儿是不怀好意的,所以他站在乐师的前面,端起斧子,就像是在说:"有我这把斧子在,谁也别想伤害乐师!"这些野兽看到这情形,吓得急忙跑回了森林。 乐师此刻又为樵夫拉起他最拿手的曲子,以答谢他为自己鼎力相助,赶走了野兽。 拉完后他与樵夫话别,继续他的漫游。
Er was eens een wonderlijke speelman die moederziel alleen door een bos liep en een beetje aan dit en een beetje aan dat liep te denken en toen er niets meer was om over na te denken, zei hij bij zichzelf: "De tijd valt mij lang hier in het bos, ik moet zien een goede makker te krijgen." Toen nam hij zijn viool van zijn rug en fiedelde er op los dat het door het hele bos weerklonk. Het duurde niet lang, of er kwam een wolf door het struikgewas aandraven. "Och, daar komt een wolf," zei de speelman, "daar heb ik nu helemaal geen behoefte aan." Maar de wolf kwam naderbij en zei tegen hem: "Hé, beste speelman, wat fiedel je mooi! Dat zou ik ook graag leren." - "Dat is gauw geleerd," antwoordde de speelman, "je moet alleen alles doen wat ik je zeg." - "O, speelman," zei de wolf, "ik zal je gehoorzamen als een leerling zijn meester." De speelman beval hem mee te gaan en toen zij een eind samen gelopen hadden kwamen zij bij een oude eikenboom die van binnen hol was en in het midden opengespleten. "Kijk eens hier," zei de speelman, "als je wilt leren fiedelen dan moet je je beide voorpoten in deze spleet steken." De wolf gehoorzaamde maar de speelman nam gauw een steen en klemde met één klap zijn beide poten zó stevig vast dat de wolf daar gevangen was. "Wacht daar maar tot ik terugkom," zei de speelman en ging zijns weegs.
Na een tijdje zei hij weer bij zichzelf: "De tijd valt mij lang hier in het bos, ik moet zien een andere makker te krijgen." Hij nam zijn viool en fiedelde er weer op los. Het duurde niet lang, of daar kwam een vos tussen de bomen aansluipen. "Och, daar komt een vos," zei de speelman, "daar verlang ik nu helemaal niet naar." De vos kwam naar hem toe en zei: "Hé, beste speelman, wat fiedel jij mooi! Dat zou ik ook willen leren." - "Dat is gauw geleerd," zei de speelman, "dan moet je alleen alles doen wat ik je zeg." - "O, speelman," antwoordde de vos, "ik zal je gehoorzamen als een leerling zijn meester." - "Volg me dan," zei de speelman. Toen zij een eind gelopen hadden kwamen zij aan een pad met aan weerszijden hoge struiken. De speelman stond stil, boog aan de ene kant een hazelaarstruikje naar beneden en zette zijn voet erop. Daarna boog hij aan de andere kant nog een boompje om en zei: "Welaan vosje, als je iets wilt leren, geef me dan je linkervoorpoot." De vos gehoorzaamde en de speelman bond zijn poot aan het linkerstammetje vast. "Vosje," zei hij, "geef mij nu je rechterpoot," en hij bond die aan de rechterstam. Toen hij had nagekeken of de knopen goed vastzaten, liet hij los, de boompjes veerden omhoog en het vosje vloog naar boven zodat hij in de lucht hing te spartelen. "Wacht daar maar tot ik terugkom," zei de speelman en ging zijns weegs.
Wederom zei hij bij zichzelf: "De tijd valt mij lang hier in het bos, ik moet zien een andere makker te krijgen." Hij nam zijn viool en de muziek weerklonk door het bos. Daar kwam een haasje aanspringen. "Och, daar komt een haas," zei de speelman, "dat was mijn bedoeling niet." - "Hé, beste speelman," zei het haasje, "wat fiedel je mooi, dat zou ik ook graag leren." - "Dat is gauw geleerd," zei de speelman, "je moet alleen alles doen wat ik zeg." - "O, speelman," antwoordde het haasje, "ik zal je gehoorzamen als een leerling zijn meester." Zij liepen een eind samen tot zij aan een open plek in het bos kwamen waar een esp stond. De speelman bond het haasje een lang touw om zijn nek en het andere eind maakte hij met een knoop aan de boom vast. "Hopla, haasje, spring nu maar eens twintigmaal om de boom heen," riep de speelman en het haasje gehoorzaamde. Toen het twintigmaal om de boom heen gelopen was, was het touw ook twintigmaal om de stam gewikkeld en het haasje zat gevangen en het kon trekken en rukken wat het wilde, het touw sneed hem alleen maar in zijn zachte hals. "Wacht daar maar tot ik terugkom," zei de speelman en ging verder.
De wolf had intussen net zolang gerukt en getrokken en aan de steen gebeten tot hij zijn poten had losgewerkt en ze weer uit de spleet had getrokken. Ziedend van woede liep hij de speelman achterna om hem te verscheuren. Toen de vos hem zag hollen begon hij te jammeren en riep uit alle macht: "Help broer wolf, de speelman heeft mij bedrogen." De wolf trok de boompjes naar beneden, beet de touwen door en bevrijdde de vos die met hem meeging om zich op de speelman te wreken. Zij vonden ook het vastgebonden haasje dat zij eveneens verlosten en toen zochten zij gezamenlijk hun vijand op.
De speelman had op zijn weg opnieuw zijn viool laten klinken en deze keer had hij meer geluk. De tonen van de muziek werden gehoord door een arme houthakker die dadelijk, of hij wilde of niet, met werken ophield en met de bijl onder zijn arm naar hem toe kwam om naar de muziek te luisteren. "Eindelijk komt dan toch de ware makker," zei de speelman, "want ik zocht geen wilde dieren maar een mens." En hij begon zó mooi en liefelijk te spelen, dat de arme man er als betoverd bij stond en zijn hart opsprong van vreugde. En toen hij daar zo stond kwamen de wolf, de vos en het haasje aan en hij merkte wel dat zij iets in hun schild voerden. Toen hief hij zijn blinkende bijl op en ging voor de speelman staan als wilde hij zeggen: "Wee degene die hem aanraakt, die krijgt met mij te doen." Toen werden de dieren bang en liepen naar het bos terug. De speelman echter speelde als dank nog een wijsje voor de man en trok daarna verder.