De waternimf

De waternimf - Gebroeders Grimm


De waternimf

Een sprookje van de gebroeders Grimm
Een broertje en zusje speelden eens bij een bron, en terwijl ze zo speelden, plompten ze er allebei in. Beneden was een waternimf, en die zei: "Nou heb ik jullie, nou kun je mooi voor me werken," en ze sleurde hen mee. Het meisje gaf ze verward, lelijk vlas te spinnen, en ze moest water scheppen in een hol vat, en de jongen moest een boom kappen met een stompe bijl, en ze kregen niets te eten dan keiharde meelballen.
Toen werden de kinderen tenslotte zo ongeduldig, dat ze wachtten tot op een zondag de nimf naar de kerk was en toen liepen ze weg. De kerk was uit en nu zag de nimf dat de vogels gevlogen waren en ze zetten hen na met grote sprongen. De kinderen zagen haar al uit de verte, en het meisje gooide een borstel achter zich, en dat werd een grote borstelberg, met duizenden en nog eens duizenden stekels, waar de nimf met grote woede overheen moest klimmen, maar eindelijk kwam ze toch aan de andere kant.
Toen de kinderen dat zagen, gooide de jongen een kam achter zich, dat werd een grote kamberg met duizendmaal duizend tanden, maar de nimf wist er zich aan vast te houden en kwam er tenslotte toch overheen. Eindelijk gooide het meisje een spiegel naar achteren, en die werd een spiegelberg, zo glad, zo glad, dat ze er onmogelijk over kon. Toen dacht ze: "Ik zal gauw naar huis gaan en mijn bijl halen en de spiegelberg in stukken hakken." Maar terwijl ze terug kwam en de spiegelberg in stukken hakte, waren de kinderen al lang ver weg, en de waternimf moest haar toevlucht weer tot de bron zoeken.

*     *     *     *     *


Sprookje
Vergelijk twee talen:

Classificatie (Aarne-Thompson):