ZH
VI
TR
RU
RO
PT
PL
NL
KO
JA
IT
HU
FR
FI
ES
EN
DE
DA
Sprookjes van Grimm
Alle sprookjes van de gebroeders Grimm
grimmstories.com
|
startpagina
Sprookjes van Grimm
De mooiste sprookjes
Lijst van sprookjes
Complete lijst
Alfabetische lijst
Willekeurig sprookje
Engels
Sprookjes van Andersen
Grimmstories.com
Translations in other languages are welcome
Please send them to
info@grimmstories.com
Andersenstories.com
De stoute jongen
H.C. Andersen →
De varkenshoeder
H.C. Andersen →
De tondeldoos
H.C. Andersen →
Sprookjes van Grimm: Sprookjes voor kind en gezin
Lijst van sprookjes (Pagina 9)
vorige pagina
volgende pagina
5
6
7
8
9
10
11
160
Raadselsprookje
Drie vrouwen waren in bloemen omgetoverd. Ze stonden buiten op het land, maar één van hen mocht 's nachts thuis zijn. En die zei eens tegen haar man, toen de dag weer aanbrak en ze weer naar 't land moest naar haar makkers om een bloem te worden: Als je me vanmorgen komt plukken, dan ben ik verlost en kan voortaan bij je blijven. En zo gebeurde het.
Lees het sprookje →
161
Sneeuwwitje en Rozerood
Een arme weduwe leefde in een hutje en voor het hutje was een tuin en daar stonden twee rozeboompjes in, en de een had witte en de andere rode rozen; en ze had twee kinderen en die leken zo op die twee rozeboompjes, en het ene heette Sneeuwwitje en het andere Rozerood.
Lees het sprookje →
162
De schrandere knecht
Wat gelukkig is de heer en hoe goed gaat het met zijn huis, als hij een wijze knecht heeft, die wel naar zijn woorden luistert, maar er niet naar handelt, maar liever zijn eigen wijsheid volgt. Zo'n wijze Hans werd eens door zijn baas weggestuurd, om een koe die verloren was, te zoeken. Hij bleef lang weg, en de baas dacht: Die trouwe Hans, geen moeite is hem teveel in mijn dienst.
Lees het sprookje →
163
De glazen doodskist
Laat niemand zeggen dat een arme kleermaker het niet ver brengen kan en niet heel belangrijk kan worden; het ene nodige is dat hij bij de goede smid terecht komt en wat de hoofdzaak is, dat het hem lukt. Juist zo'n handig en flink kleermakersjongetje ging eens op een zwerftocht; en toen kwam hij in een groot bos, en omdat hij de weg niet wist, verdwaalde hij.
Lees het sprookje →
164
Luie Hein
Hein was lui. En ofschoon hij niets anders te doen had, dan elke dag de geit naar de wei te brengen, zuchtte hij toch nog diep, als hij na zijn volbrachte dagtaak 's avonds thuiskwam. Het is stellig een zware taak, zei hij, een moeitevolle arbeid, zo'n geit jaar in jaar uit tot diep in de herfst te hoeden. En als je dan tenminste nog eens kon gaan liggen en een tukje doen! Maar nee.
Lees het sprookje →
165
Vogel Grijp
D'r is eens een koning geweest. Maar wanneer die geregeerd heeft, en hoe die geheten heeft, dat weet ik niet meer. Een zoon heeft hij niet gehad; alleen maar een dochter, enig kind, en die was altijd ziek, en d'r was geen dokter die haar beter kon maken. En nu is die koning voorspeld, zijn dochter zou zich gezond kunnen eten – aan appelen.
Lees het sprookje →
166
Sterke Hans
Er waren eens een man en een vrouw, ze hadden maar één kind en ze woonden in een zijdal helemaal alleen. Eens op een keer ging de vrouw naar het bos, om dennenhout te sprokkelen, en ze nam de kleine Hans, die toen twee jaar was, mee. Het was juist lente en het kind had veel plezier in de bonte bloemen, en ze ging steeds verder met hem 't bos in.
Lees het sprookje →
167
Het boertje in de hemel
Eens op een keer was er een arm, heel vroom boertje gestorven, en hij kwam toen voor de poort van de hemel. En tegelijkertijd is er een heel erg rijke heer geweest en die wou óók de hemel in. Daar kwam Sint Pieter met de sleutel, en hij doet open en laat de heer binnen, maar het boertje had hij, naar 't scheen, niet gezien, en meteen ging de poort weer dicht.
Lees het sprookje →
168
Magere Liesje
Heel anders dan Luie Hans en Dikke Trien, die zich nergens wat van aantrokken en zich door niets in hun kalmte lieten storen, – heel anders dacht Mager Liesje. Die sloofde zich af van de morgen tot de avond, en ze droeg haar man, de Lange Leun, zoveel werk op dat hij er meer aan te dragen had dan een ezel aan drie zakken.
Lees het sprookje →
169
Het boshuis
Een arme houthakker leefde eens met zijn vrouw en zijn drie dochters in een klein huisje aan de rand van een eenzaam bos. Eens op een morgen, toen hij weer naar zijn werk ging, zei hij tegen zijn vrouw: Laat me het middageten door 't oudste meisje brengen, buiten in het bos; anders kom ik niet klaar.
Lees het sprookje →
170
Lief en leed samen delen
Er was eens een kleermaker. Hij was een echte ruziemaker, en z'n vrouw, een goede, werkzame en vrome ziel, kon het hem nooit naar de zin maken. Wat ze ook deed, altijd was hij ontevreden; bromde, berispte haar, duwde en sloeg haar. Toen de overheid daarvan hoorde, lieten ze hem voorkomen en zetten hem gevangen, zodat hij een ander leven zou beginnen.
Lees het sprookje →
171
Het winterkoninkje
In oude tijden had iedere klank nog een eigen betekenis.
Lees het sprookje →
172
De schol
De vissen waren al lang ontevreden, dat er geen orde heerste in hun rijk. Niemand bekommerde zich om de anderen. Dat zwom maar rechts en links door elkaar zoals het hun inviel, glipten tussen anderen door die samen wilden blijven, of versperden hen de weg en de sterkere gaf de zwakkere een slag met zijn staart, zodat hij ver weg raakte, of hij slokte hem zonder meer op.
Lees het sprookje →
173
Roerdomp en hop
Waar weidt u de kudde het liefst? vroeg iemand aan een oude herder. Hier, Heer, waar het gras niet te vet is en niet te mager, anders is het niets gedaan. Waarom niet? vroeg de man weer. Hoor je daar in de verte niet die doffe roep? antwoordde de herder, dat is de roerdomp. Die is vroeger ook een herder geweest. En de vogel hop, die was ook een herder.
Lees het sprookje →
174
De uil
Een paar honderd jaar geleden, toen de mensen nog lang niet zo verstandig en geslepen waren als tegenwoordig, heeft er in een kleine stad een merkwaardig voorval plaats gevonden.
Lees het sprookje →
175
De maan
Vele, vele jaren geleden was er eens een land, waar de nacht altijd pikdonker was, en de hemel er als een zwarte doek overheen lag, want er ging nooit een maan op, en geen ster blonk er in de zwarte duisternis. Toen de wereld geschapen werd, was het nachtelijk licht er niet meer geweest.
Lees het sprookje →
176
De duur van het leven
Toen Onze Lieve Heer de wereld had geschapen en aan alle schepselen de tijd van leven wilde toebedelen, kwam de ezel ook en hij vroeg: Heer, hoe lang moet ik leven? Dertig jaren, antwoordde God, vind je dat goed? Ach Heer, zei de ezel, dat is zo lang.
Lees het sprookje →
177
De boden van de dood
In oeroude tijden liep er eens een reus over de grote weg, en daar opeens sprong hem een onbekende in de weg en riep: Halt! Geen stap meer! Wat? zei de reus, jij klein wicht, dat ik tussen mijn vingers fijn kan wrijven, jij wilt me de weg versperren? Wie ben je, dat je zulke overmoedige taal uitslaat? Ik ben de Dood, zei de ander, niemand kan mij weerstaan, en ook jij moet mijn bevel gehoorzamen.
Lees het sprookje →
178
Meester Priem
Meester Priem was een klein, mager mannetje, maar zeer levendig, en hij had geen ogenblik rust. Zijn gezicht waar alleen de neus uit kwam kijken, was pokdalig en lijkbleek, zijn haar grijs en stoppelig, zijn ogen klein, maar ze flitsten naar links en naar rechts. Hij lette op alles, had overal een aanmerking op, wist alles beter dan iedereen en had altijd en overal gelijk.
Lees het sprookje →
179
De ganzenhoedster aan de bron
Er was eens een stokoud moedertje dat met haar troep ganzen op een eenzame plek in de bergen woonde waar zij een klein huisje had. Die eenzame plek was door een groot bos omgeven en iedere morgen nam de oude vrouw haar kruk en strompelde naar het bos. Daar was het moedertje dan heel bedrijvig bezig, veel bedrijviger dan je van iemand van haar hoge leeftijd zou verwachten.
Lees het sprookje →
De mooiste sprookjes van Grimm
De mooiste sprookjes →
vorige pagina
volgende pagina
5
6
7
8
9
10
11