ZH
VI
TR
RU
RO
PT
PL
NL
KO
JA
IT
HU
FR
FI
ES
EN
DE
DA
Sprookjes van Grimm
Alle sprookjes van de gebroeders Grimm
grimmstories.com
|
startpagina
Startpagina
De mooiste sprookjes
Lijst van sprookjes
Complete lijst
Alfabetische lijst
Willekeurig sprookje
Engels
Sprookjes van Andersen
Grimmstories.com
Translations in other languages are welcome
Please send them to
info@grimmstories.com
Andersenstories.com
De nieuwe kleren van de keizer
H.C. Andersen →
De rode schoentjes
H.C. Andersen →
Het meisje met de zwavelstokjes
H.C. Andersen →
Sprookjes van Grimm: Sprookjes voor kind en gezin
Lijst van sprookjes (Pagina 6)
vorige pagina
volgende pagina
3
4
5
6
7
8
9
101
Berenpels
Er was eens een jonge kerel, die liet zich aanwerven als soldaat, hij gedroeg zich dapper en was altijd de voorste, als het blauwe bonen regende. Zolang de oorlog duurde, ging alles goed, maar toen de vrede gesloten was, kreeg hij ontslag, en de kapitein zei, dat hij kon gaan waarheen hij wou.
Lees het sprookje →
102
Het winterkoninkje en de beer
Eens op een zomerdag gingen de beer en de wolf samen in 't bos wandelen, en toen hoorde de beer een vogel zo prachtig zingen en zei: Broeder Wolf, wat is dat voor een vogel die zo mooi zingt? Dat is de koning van alle vogels, zei de wolf, daar moeten we voor buigen. Maar het was het winterkoninkje.
Lees het sprookje →
103
De zoete pap
Er was eens een arm vroom meisje dat alleen met haar moeder leefde en ze hadden niets meer te eten. Toen ging het kind naar het bos en daar zag ze een oude vrouw die al wist wat het meisje nodig had en ze gaf haar een pannetje en als ze daar tegen zei: Potje, kook! dan kookte het heerlijke zoete gerstepap, en als ze zei: Potje, stop! dan hield het weer op met koken.
Lees het sprookje →
104
De verstandige lieden
Op een dag haalde een boer zijn beuken stok uit de hoek en zei tegen zijn vrouw: Trine, ik ga 't land in en over drie dagen ben ik terug. Komt de veehandelaar in die tussentijd bij ons en wil hij onze drie koeien kopen, dan kan je ze aan hem kwijt; maar voor niet minder dan tweehonderd daalders hoor je, niets minder.
Lees het sprookje →
105
Slangensprookjes
I Er was eens een klein kind, en z'n moeder gaf hem iedere dag een kommetje brood in melk geweekt, en daar ging het kind altijd buiten mee zitten op het erf. En als het dan ging eten, dan kwam het huisslangetje uit een spleet van de muur gekropen, stopte z'n kopje in de melk en at mee.
Lees het sprookje →
106
De arme molenaarsknecht en het katje
In een molen leefde eens een oude molenaar, en die had geen vrouw en geen kinderen, en er waren drie molenaarsknechts die hem bedienden.
Lees het sprookje →
107
De twee reisgezellen
Berg en dal komen elkaar niet tegemoet, maar de mensenkinderen wel, goeden zowel als slechten. En zo gebeurde het dat een schoenmaker en een kleermaker samen op een zwerftocht waren. De kleermaker was een aardig klein kereltje, altijd vrolijk en opgewekt.
Lees het sprookje →
108
Hans mijn Egel
Er was eens een boer die geld en goed in overvloed had maar hoe rijk hij ook was, toch ontbrak er iets aan zijn geluk: zijn vrouw en hij hadden geen kinderen. Dikwijls, als hij met de andere boeren naar de stad ging, bespotten zij hem en vroegen waarom hij geen kinderen had.
Lees het sprookje →
109
Het doodshemdje
Er was eens een moeder en zij had een jongetje van zeven jaar; dat was mooi en lief, niemand kon naar hem kijken of hij hield van hem, en zij hield meer van hem dan van iets ter wereld. Nu werd het kind plotseling ziek, en God nam hem weer tot zich; de moeder kon zich niet staande houden en huilde nacht en dag.
Lees het sprookje →
110
De jood in de doornstruik
Er was eens een rijk man, en hij had een knecht die hem vol ijver diende, 's Morgens was hij het eerst uit bed, 's avonds het laatste erin en als er zwaar of moeilijk werk was, dan pakte hij altijd het eerst aan. En hij klaagde nooit, maar was altijd tevreden en altijd vrolijk.
Lees het sprookje →
111
De volleerde jager
Er was eens een jonge kerel; hij had het slotenmaken geleerd en zei tegen zijn vader: nu wilde hij de wereld in en voor voor zichzelf zorgen. Ja, zei de vader, daar ben ik 't mee eens, en hij gaf hem reisgeld mee. Dus trok hij rond en zocht werk. Maar op een keer beviel het slotenmaken hem niet meer en toen kreeg hij zin in jagen.
Lees het sprookje →
112
De dorsvlegel uit de hemel
Eens ging een boer met een paar ossen ploegen. Toen hij op de akker kwam, begonnen bij beide dieren de horens te groeien, en ze bleven doorgroeien, en toen hij naar huis wilde waren ze zo groot, dat ze de poort niet meer in konden.
Lees het sprookje →
113
De twee koningskinderen
Er was eens een koning geweest, en die had een jongetje gekregen, en in de sterren was voorspeld, dat hij door een hert zou worden gedood, als hij zestien was. Toen hij nu zo ver opgegroeid was, namen de jagers hem eens mee op jacht.
Lees het sprookje →
114
Het snuggere snijdertje
Er was eens een prinses; en zij was zo verbazend trots, als er een vrijer kwam, gaf ze hem wat te raden, en als hij 't niet raden kon, dan werd hij met hoon en spot weggezonden. Ze liet ook bekend maken, wie haar raadsels kon oplossen, die moest maar met haar trouwen en ieder mocht komen die maar wou.
Lees het sprookje →
115
De heldere zon brengt het aan het licht
Ooit lang geleden in een land hier ver vandaan, of misschien wel gisteren in een stad hier vlak bij, was er eens een kleermakersleerling die de wereld rondreisde voor zijn beroep. Hij kon geen werk vinden en was zo arm dat hij geen cent meer had om uit te geven.
Lees het sprookje →
116
Het blauwe licht
Er was eens een soldaat, die de koning jaren lang trouw gediend had, maar toen de oorlog afgelopen was en de soldaat om zijn vele wonden die hij opgelopen had, niet verder kon dienen, zei de koning tot hem: Je kunt naar huis gaan, ik heb je niet meer nodig; je krijgt verder geen betaling meer, want ik betaal alleen iemand die in mijn dienst is.
Lees het sprookje →
117
Het eigenzinnige kind
Er was eens een kind dat nooit naar rede wou luisteren, en het deed niet wat zijn moeder zei. Daarom had onze Lieve Heer geen plezier aan hem en hij liet het kind ziek worden. Geen dokter kon er iets aan doen en kort daarop lag het op 't doodsbed.
Lees het sprookje →
118
De drie heelmeesters
Er waren eens drie doktoren, die trokken in de wereld rond. Ze meenden dat ze volleerd waren in de kunst, en ze kwamen in een herberg waar ze wilden overnachten. De waard vroeg waar ze vandaan kwamen en waar ze naartoe gingen? We trekken met onze kunst de wereld door. Toon me dan eens wat je kunt, zei de waard.
Lees het sprookje →
119
De zeven Zwaben
Daar zaten eens zeven Zwaben bij elkaar. De eerste heette Schout, de tweede Jakli, de derde Marli, de vierde Jergli, de vijfde was Michel, de zesde Hans, en de zevende Veitli, en ze waren alle zeven van plan de wereld door te trekken, op avonturen uit en om grote daden van dapperheid te verrichten.
Lees het sprookje →
120
De drie handwerksgezellen
Er waren eens drie arbeiders; ze hadden afgesproken om op hun zwerftochten samen te blijven en altijd in de stad te werken. Maar na een poos kregen ze bij hun meester geen werk meer, zodat ze eindelijk helemaal aan de grond zaten en niets hadden om van te leven.
Lees het sprookje →
De mooiste sprookjes van Grimm
De mooiste sprookjes →
vorige pagina
volgende pagina
3
4
5
6
7
8
9