ZH
VI
TR
RU
RO
PT
PL
NL
KO
JA
IT
HU
FR
FI
ES
EN
DE
DA
Sprookjes van Grimm
Alle sprookjes van de gebroeders Grimm
grimmstories.com
|
startpagina
Sprookjes van Grimm
De mooiste sprookjes
Lijst van sprookjes
Complete lijst
Alfabetische lijst
Willekeurig sprookje
Engels
Sprookjes van Andersen
Grimmstories.com
Translations in other languages are welcome
Please send them to
info@grimmstories.com
Andersenstories.com
De nieuwe kleren van de keizer
H.C. Andersen →
Het lelijke jonge eendje
H.C. Andersen →
De klok
H.C. Andersen →
Sprookjes van Grimm: Sprookjes voor kind en gezin
Lijst van sprookjes (Pagina 10)
vorige pagina
volgende pagina
5
6
7
8
9
10
11
180
Eva's ongelijke kinderen
Toen Adam en Eva uit het paradijs waren verdreven, moesten ze een huis bouwen op onvruchtbare grond, en hun brood eten nadat ze er heel hard voor gewerkt hadden. Adam hakte de akker en Eva spon wol. Eva kreeg ieder jaar een kind, maar de kinderen waren zeer ongelijk, sommigen mooi, anderen lelijk.
Lees het sprookje →
181
De waternimf in de vijver
Er was eens een molenaar en die was heel gelukkig met zijn vrouw. Ze hadden geld en goed, en hun welstand nam ieder jaar toe. Maar het ongeluk komt 's nachts: zoals hun rijkdom gegroeid was, zo smolt die ieder jaar sterker weg, en tenslotte kon de molenaar de molen die hij bewoonde ternauwernood nog zijn eigendom noemen.
Lees het sprookje →
182
De geschenken van het kleine volkje
Er waren eens een kleermaker en een goudsmid. Ze zwierven samen de wereld door en hoorden op een avond, toen de zon al achter de bergen was gezakt, klanken van een verre muziek. Het werd steeds duidelijker; het klonk ongewoon, maar zó lieflijk, dat ze hun moeheid vergaten en snel verder gingen.
Lees het sprookje →
183
De reus en de kleermaker
Er was eens een kleermaker – een grote praalhans, maar geen betaalhans – en die had zin om eens wat te gaan wandelen in het bos. Zodra hij maar even kon, verliet hij z'n winkel zwierf langs de wegen op bruggen en stegen en liep dan maar, dan hier, dan daar. Toen hij buiten was, zag hij in blauwe verten een steile berg. Daarachter een hemelhoge toren, opstijgend uit een wild, donker bos.
Lees het sprookje →
184
De hoefnagel
Er was eens een koopman. Hij was op de jaarmarkt geweest en had daar goede zaken gedaan, alle waren verkocht en z'n geldkas gespekt met goud en met zilver. Hij wilde nu naar huis, en hij wilde vóór het aanbreken van de nacht weer thuis zijn. Dus zette hij zijn tas met geld op het paard, en reed weg.
Lees het sprookje →
185
De arme jongen in het graf
Er was eens een arme herdersjongen, zijn vader en zijn moeder waren gestorven, en hij was door 't armbestuur bij een rijke man in huis gedaan, die moest hem te eten geven en huisvesten en opvoeden. Maar die man en die vrouw hadden geen goed hart, ze waren bij al hun rijkdom gierig en afgunstig en ergerden zich als iemand een stukje brood dat van hen was, in zijn mond stak.
Lees het sprookje →
186
De ware bruid
Er was eens een jong meisje, ze was heel mooi, maar haar moeder was vroeg gestorven en haar stiefmoeder deed haar alle verdriet aan wat maar mogelijk was. Als ze haar werk opgaf, al was 't nog zo zwaar, dan begon ze er ijverig aan, en deed wat haar maar mogelijk was. Maar nooit kon ze 't hart van de slechte vrouw treffen, ze was altijd ontevreden en het was nooit genoeg.
Lees het sprookje →
187
De haas en de egel
Dit is een geschiedenis die je vertelt als een leugen, jongens, maar het is toch waar; want mijn grootvader, van wie ik ze heb, die zei altijd wanneer hij ze me liet horen, erbij: Waar moet het toch zijn, m'n jongen, want anders zou ik je het toch niet vertellen. Maar het is zó gebeurd: Het was op een zondagmorgen in de nazomer, juist toen de boekweit bloeide.
Lees het sprookje →
188
Het klosje, de schietspoel en de naald
Er was eens een meisje, en haar vader en moeder waren gestorven, toen ze nog maar een klein kind was. Aan 't eind van 't dorp woonde in een eenzaam huisje de petemoei, die met spinnen, weven en naaien de kost verdiende. De oude vrouw nam het verlaten meisje bij zich, liet haar bij zich werken en voedde haar in alle vroomheid op. Toen zij vijftien jaar was geworden, werd de oude ziek.
Lees het sprookje →
189
De boer en de duivel
Er was eens een verstandig, slim boertje; van zijn streken zou veel te vertellen zijn, maar het mooiste verhaal is toch dit, hoe hij de duivel eens te pakken had en hem voor de gek heeft gehouden. Eens op een dag was het boertje aan het werk geweest op de akker en hij maakte zich juist klaar om weer naar huis te gaan, toen de schemering al gevallen was.
Lees het sprookje →
190
De broodkruimels op tafel
De haan heeft eens tegen zijn kippetjes gezegd: Komen jullie allemaal de kamer in, de kamer in, de kamer in, broodkruimels pikken op de tafel, op tafel, op tafel; want de vrouw is uit, op visite.
Lees het sprookje →
191
Het zeehaasje
Er was eens een prinses; en die had in haar kasteel, hoog bij de tuinen, een zaal met twaalf vensters, en die keken naar alle hemelstreken. En als ze daar naartoe klom en rondkeek, dan kon ze het hele rijk overzien.
Lees het sprookje →
192
De meesterdief
Eens op een dag zat voor een arm huisje een oude man met zijn vrouw; ze wilden na het werk een poosje rusten. Toen kwam er opeens een karos langs, een prachtige karos, met vier zwarte paarden bespannen, en daar kwam een rijk gekleed man uit. De boer stond op, ging naar de heer toe, en vroeg, wat hij wilde en waarmee hij hem kon dienen.
Lees het sprookje →
193
De trommelaar
Eens op een avond trok een jonge trommelaar helemaal alleen het veld in en kwam bij een meer, waar hij aan de oever drie stukjes wit linnen zag liggen. Wat een fijn linnen, zei hij en stak één stukje in zijn zak. Hij ging naar huis, dacht verder niet aan zijn vondst en ging naar bed. Toen hij op het punt stond in te slapen, was het net alsof iemand zijn naam riep.
Lees het sprookje →
194
De korenaar
In oude tijden, toen God zelf nog op aarde rond liep, was het land veel vruchtbaarder dan het nu is en toen droegen de aren niet vijftig- of zestigvoud, maar vierhonderd- of vijfhonderdvoud. De korrels groeiden aan de halm van onderen af tot bovenaan toe, zolang het koren was, zo lang was ook de aar.
Lees het sprookje →
195
De grafheuvel
Een rijke boer stond eens op zijn land en keek over zijn akker en velden; het koren schoot flink op, de vruchtbomen hingen vol. Het koren van 't vorig jaar lag nog in zulke grote hopen op de graanzolder, dat de balken het nauwelijks konden dragen. Daarna ging hij naar de stallen: daar stonden de vetgemeste ossen, de zware koeien en de glanzende paarden.
Lees het sprookje →
196
De oude Rinkrank
Er is eens een koning geweest en die heeft een dochter gehad; en hij heeft een glazen berg laten maken en hij zei: wie daar overheen kon lopen zonder te vallen, die zou z'n dochter tot vrouw hebben.
Lees het sprookje →
197
De kristallen bol
Er was eens een oude toverkol. Ze had drie zoons, die broederlijk van elkaar hielden; maar het oude mens vertrouwde hen niet en dacht dat ze haar van haar macht wilden beroven. Toen veranderde ze de oudste in een arend, die moest op een rotsgebergte wonen, en de mensen zagen hem dikwijls in grote kringen op en neer zweven tegen de lucht.
Lees het sprookje →
198
Jonkvrouw Maleen
Er was eens een Koning en die had een zoon, en deze vroeg om de hand van een dochter van een machtig koning. Ze heette Jonkvrouw Maleen, en ze was zeldzaam mooi. Daar haar vader haar aan een ander wilde geven, kreeg hij geen toestemming om met haar te trouwen.
Lees het sprookje →
199
De laars van buffelleer
Een soldaat die nergens bang voor is, bekommert zich ook nergens om. Zo'n soldaat was afgedankt, en omdat hij verder niets geleerd had en niets verdienen kon, trok hij rond en bedelde bij goede mensen om een aalmoes. Om zijn schouders hing een oude regenjas, en een paar laarzen van buffelleer waren ook nog van hem.
Lees het sprookje →
De mooiste sprookjes van Grimm
De mooiste sprookjes →
vorige pagina
volgende pagina
5
6
7
8
9
10
11