De mooiste sprookjes van Grimm
Gebroeders Grimm (Pagina 2)
30De sterrendaalders
Er was eens een klein meisje; haar vader en haar moeder waren gestorven, en ze was zo arm dat ze niet eens een kamertje had om in te wonen, en ook geen bedje meer om in te slapen, en eindelijk helemaal niets meer dan de kleren die ze aanhad en een stukje brood in haar hand, dat een medelijdende ziel haar had gegeven. Maar ze was lief en vroom. En omdat ze zo door iedereen verlaten was, trok ze, in vertrouwen op de goede God, de wereld in. Een arme man kwam haar tegen, en hij zei: Och, geef me toch wat eten, ik heb zo'n honger. Ze gaf hem het hele stuk brood en zei: Ik hoop dat Gods zegen eropLees het sprookje →
34De zes dienaren
Vele jaren geleden leefde er eens een oude koningin, en dat was een tovenares; maar haar dochter was het mooiste meisje onder de zon. Maar het oude mens dacht nergens anders aan, dan hoe ze de mensen in hun verderf kon lokken, en als er een vrijer kwam opdagen, dan zei ze: wie haar dochter wilde hebben, moest eerst een raadsel oplossen, of hij moest sterven. Velen werden verblind door de schoonheid van het meisje en ze waagden de kans, maar ze konden het nooit oplossen, wat de oude vrouw hun voorlegde, en dan bestond er geen genade: ze moesten knielen, en dan werd hun 't hoofd afgeslagen. Nu wLees het sprookje → 40Het zeehaasje
Er was eens een prinses; en die had in haar kasteel, hoog bij de tuinen, een zaal met twaalf vensters, en die keken naar alle hemelstreken. En als ze daar naartoe klom en rondkeek, dan kon ze het hele rijk overzien. Uit het eerste raam zag ze al scherper dan anderen, uit het tweede nog beter, uit het derde nog duidelijker, en zo verder tot aan het twaalfde toe, en van daaruit zag ze alles, wat boven en onder de aarde was; en zo kon niets voor haar verborgen blijven. Maar omdat ze heel trots was en van niemand de mindere wilde zijn en zelf alleen de heerschappij in handen wilde houden, liet zeLees het sprookje → 43Bontepels
Er was eens een koning, en die had een vrouw met gouden haar. Ze was zo mooi, dat haar gelijke nergens te vinden was. Toen werd zij ziek en daar ze voelde, dat ze weldra sterven ging, riep ze de koning en zei: Als je na mijn dood weer trouwen wilt, neem dan geen vrouw die niet even mooi is, of die niet zulk gouden haar heeft. Dat moet je me beloven. De koning beloofde haar dat; zij sloot haar ogen, en stierf. Lang was de koning ontroostbaar; hij dacht er niet aan, weer een vrouw te nemen. Eindelijk zeiden de raadslieden: Het gaat niet anders, de koning moet weer trouwen, want we moeten een konLees het sprookje → 44Slimme Hans
Hans' moeder vraagt: Waar ga je naar toe, Hans? Hans antwoordt: Naar Grietje. Gebruik je verstand, Hans. Zal wel gaan moeder. Tjuus moeder. Tjuus, Hans. Hans komt bij Grietje. Dag, Grietje! Dag Hans! Heb je wat meegebracht? Niks, geef maar wat. Grietje geeft Hans een mooie speld. Hans zegt: Tjuus, Grietje. Tjuus, Hans. Hans neemt de speld, steekt hem in een hooiwagen en gaat achter de hooiwagen aan, naar huis. G'n avond, moeder. G'n avond Hans. Waar was je? Bij Grietje. Had je d'r wat meegebracht? Niets gebracht. Gekregen. Wat heb je van haar gekregen?,,'n Mooie speld. En waar heb je die speldLees het sprookje → 50De ware bruid
Er was eens een jong meisje, ze was heel mooi, maar haar moeder was vroeg gestorven en haar stiefmoeder deed haar alle verdriet aan wat maar mogelijk was. Als ze haar werk opgaf, al was 't nog zo zwaar, dan begon ze er ijverig aan, en deed wat haar maar mogelijk was. Maar nooit kon ze 't hart van de slechte vrouw treffen, ze was altijd ontevreden en het was nooit genoeg. Hoe harder ze werkte, des te meer werd haar op de schouders gelegd, en het enige waar aan ze dacht, was, haar altijd meer op te dragen en haar het leven zo zuur te maken als maar mogelijk was. Eens op een dag zei ze tegen haarLees het sprookje →