De mooiste sprookjes van Grimm
Gebroeders Grimm (Pagina 2)
26Berenpels
Er was eens een jonge kerel, die liet zich aanwerven als soldaat, hij gedroeg zich dapper en was altijd de voorste, als het blauwe bonen regende. Zolang de oorlog duurde, ging alles goed, maar toen de vrede gesloten was, kreeg hij ontslag, en de kapitein zei, dat hij kon gaan waarheen hij wou. Zijn ouders waren al dood, hij had geen thuis meer, en nu ging hij naar zijn broers en verzocht hun, hem zolang bij hen te nemen en de kost te geven tot er weer oorlog kwam. Maar de broers waren hardvochtig en zeiden: Wat moeten we met jou? We kunnen je niet gebruiken, zie maar dat je je er doorheen slaaLees het sprookje → 29Het water des levens
Er was eens een koning en die werd zo ziek, dat niemand dacht, dat hij er het leven nog af bracht. Maar hij had drie zonen, en die waren er heel bedroefd over, ze gingen naar de tuin van 't kasteel en huilden. Daar kwamen ze een oude man tegen en die vroeg naar de oorzaak van hun verdriet. Ze vertelden hem, dat hun vader zo ziek was, dat hij wel zou sterven, want niets hielp hem. Toen zei de oude: Dan weet ik nog één middel, en dat is het levenswater; drinkt hij daarvan, dan wordt hij weer gezond, maar het is moeilijk te vinden. De oudste zei: Ik zal het wel vinden, en hij ging naar de zieke kLees het sprookje →
36De drie veren
Er was eens een koning, die drie zoons had, en daar waren er twee van verstandig en helder van hoofd, maar de derde zei niet veel, was een beetje simpel en heette alleen maar de domkop. Toen de koning oud en zwak werd en aan zijn einde ging denken, wist hij niet wie van zijn zoons het rijk moest erven. Toen zei hij tegen hen: Trek allen de wijde wereld in, en wie van jullie mij het mooiste tapijt brengt, die zal na mijn dood koning worden. En om hen geen ruzie te laten maken, bracht hij hen voor het slot, blies drie veren in de lucht en sprak: Zoals die vliegen, zo moeten jullie reizen. De eneLees het sprookje → 37De drie talen
In Zwitserland leefde eens een oude graaf. Hij had maar één zoon. Maar die was dom en kon niets leren. Toen zei de vader: Hoor eens, jongen. Ik kan niets in je hoofd krijgen; wat ik beginnen moet, ik weet het niet. Je moet weg van hier. Ik zal je bij een beroemde meester in de leer doen; die moet het maar proberen. De jongen werd naar een vreemde stad gestuurd, en bleef bij de meester een vol jaar lang. Na die tijd kwam hij weer naar huis, en de vader vroeg: Nu, mijn zoon, wat heb je nu geleerd? Vader, ik heb geleerd, wat de honden blaffen, antwoordde hij. De Here erbarme ons, riep de vader uiLees het sprookje → 38De huishouding
Waar moest je heen? - Naar Walpe. - Ik naar Walpe, jij naar Walpe, saampjes, saampjes gaan we dan. Heb je ook een man? Hoe heet die man? - Cham. - Mijn man Cham, jouw man Cham; ik naar Walpe, jij naar Walpe, saampjes, saampjes gaan we dan. Heb je ook een kind? Hoe heet dat kind? - Bint. - Mijn kind Bint, jouw kind Bint; mijn man Cham, jouw man Cham; ik naar Walpe, jij naar Walpe; saampjes, saampjes gaan we dan. Heb je ook een wieg? Hoe heet je wieg? - Hippeldieg. - Mijn wieg Hippeldieg, jouw wieg Hippeldieg; mijn kind Bint, jouw kind Bint; mijn man Cham, jouw man Cham; ik naar Walpe, jij naarLees het sprookje → 43De wolf en de vos
De wolf had de vos bij zich op bezoek. En wat de wolf wilde, moest de vos doen, want de vos was de zwakste, en de vos zou zijn heer graag kwijt zijn geweest. Nu gebeurde het eens, dat ze allebei door een bos liepen, en toen zei de wolf: Rooie vos, geef me wat te eten, anders eet ik jou op. Toen antwoordde de vos: Ik weet een boerderij, daar zijn een paar jonge lammetjes, als je er zin in hebt, dan zullen we er wel eentje halen. Dat vond de wolf goed. Ze gingen erheen, en de vos stal het lammetje, bracht het de wolf, en maakte zich uit de voeten. De wolf verschalkte het, maar hij was nog niet vLees het sprookje → 44Kat en muis samen thuis
Een kat had kennis gemaakt met een muis en haar zoveel voorgespiegeld over haar grote liefde en vriendschap, dat de muis er vriendelijk in toestemde, met haar samen in één huis te wonen en samen 't huishouden te doen. Maar voor de winter moeten we voorraad opdoen, anders lijden we honger, zei de kat. Jij, kleine muis, kunt je niet overal heen wagen, want dan kom je tenslotte nog in een val terecht. De goede raad werd opgevolgd, en een potje met vet aangeschaft. Ze wisten niet, waar ze het vet bewaren zouden; eindelijk, na lange uren nadenken, sprak de kat: Ik weet niet waar je het beter zou kuLees het sprookje → 45De drie luiaards
Een koning had drie zonen. Ze waren hem allen even lief en hij wist niet, wie hij na zijn dood tot koning zou benoemen. Toen de tijd kwam, dat hij sterven moest, riep hij hen bij zijn bed en sprak: Lieve kinderen, ik heb iets bedacht, en dat zal ik jullie laten horen: wie van jullie de luiste is, die moet na mijn dood koning worden. Toen zei de oudste: Vader, dan is het rijk van mij. Want ik ben zo lui, als ik lig en ik wil slapen, en er valt een druppel in mijn ogen, dan doe ik ze niet eens dicht, om in te slapen. De tweede zei: Vader, het rijk behoort aan mij. Want ik ben zo lui, als ik bijLees het sprookje →